Pino Daniele werd in 1955 geboren in Napels. Hij was de oudste van zes kinderen van een bescheiden havenarbeider. Hij leerde zichzelf gitaar spelen en ging begin jaren ’70 veel jammen met andere lokale muzikanten in verscheidene bandjes, vooral de groep sessiemuzikanten Napoli Centrale. In 1975 speelde hij gitaar en zong hij in het koortje op een album van Gianni Nazzaro en daarna begeleidde hij Bobby Solo op zijn tournee. De jonge singer-songwriter werd ontdekt door EMI en mocht in 1976 een eerste single opnemen, een jaar later gevolgd door zijn eerste album, ‘Terra mia’, waarop de artiest een unieke mix van Napolitaanse traditionele muziek en blues bracht, gezongen in het Napolitaans dialect. Zelf noemde hij zijn stijl ‘tarumbò’, een mix van tarantella, blues en rumba. Hoewel toen niet meteen een groot verkoopsucces, werd het later een iconische plaat, met nummers die de identiteit van de artiest sterk bepaalden. Hetzelfde geldt voor de volgende plaat, ‘Pino Daniele’, die in 1979 verscheen.




Met de derde plaat, ‘Nero a mezzo’, kwam de grote doorbraak er in 1980. Vervolgens verzamelde hij altijd binnen- en buitenlandse topmuzikanten rond zich. In het begin waren dat vooral o.a. Tullio De Piscopo en Tony Esposito, met wie er ook meer jazz, funk en rock in zijn muziek sijpelde, en met wie hij ook later nog op tournee ging. De jaren nadien werkte hij met veel buitenlandse muzikanten samen zoals Eric Clapton, Joe Bonamassa en Wayne Shorter. Hij ging ook Arabische, oosterse en Noord-Afrikaanse invloeden en Braziliaanse ritmes in zijn muziek verwerken en zijn taal werd een mix van Napolitaans, Italiaans en Engels. Hij won drie Tenco Awards en schreef ook veel filmmuziek, vooral voor films van zijn vriend Massimo Troisi. In 1994 ging hij op tournee met Jovanotti en Eros Ramazzotti, waarbij ze met hun eigen stijl en fans, afzonderlijke sets speelden, maar ook veel nummers samen brachten. Later deed hij ook een gezamenlijke tournee met Fiorella Mannoia, Francesco De Gregori en Ron.
…zijn eerste album, ‘Terra mia’, waarop de artiest een unieke mix van Napolitaanse traditionele muziek en blues bracht, gezongen in het Napolitaans dialect…
Hij werkte samen met Vasco Rossi, Zucchero, Giorgia, Gigi D’Alessio, Franco Battiato, Mina, Elisa, Francesco Renga, Emma en Irene Grande, met wie hij ‘Se mi vuoi’ zong op ‘Non calpestare i fiori nel deserto’, het tweede bestverkochte album van 1995. Ook in 1997 was opvolger ‘Dimmi cosa succede sulla terra’ de tweede bestverkochte plaat van het jaar, waarvan de single ‘Che male c’è’ hem de overwinning van Festivalbar opleverde.


In 2015 overleed Pino na ernstige hartproblemen. Het leidde tot sterke emoties, vooral in Napels, waar 100.000 mensen zich twee avonden later verzamelden op Piazza del Plebiscito om hem te herdenken en zijn liedjes te zingen. De begrafenis werd over twee plaatsen gespreid. Er was een viering in Santuario della Madonna del Divino Amore in Rome en ’s avonds hield de kardinaal van Napels een openluchtceremonie voor nog eens 100.000 mensen op het Plebiscito-plein. Het Museo della Pace in Napels huisvest de aan hem gewijde permanente expositie ‘Pino Daniele Alive’. In 2018 werd een groot eerbetoonconcert voor de artiest gehouden in het San Paolo Stadio in Napels, waar tal van grote namen aanwezig waren. In 2019 namen twee van zijn dochters zijn Lifetime Achievement Award op San Remo in ontvangst en dat jaar werd ook een postzegel ter nagedachtenis van de zanger uitgegeven.
Toppers van Pino Daniele:
* Napule è (1977) (Iconisch nummer uit zijn eerste album ‘Terra mia’. Hij schreef het al op zijn achttiende en vertelt over de moeilijke situatie met de vuile straten, de armoedige steegjes, het geschreeuw van de kinderen op straat e.d., maar ook de onverschilligheid en berusting in de situatie en het feit dat Napels altijd vol kleur is. Het werd een enorme klassieker, ook vaak gecoverd door bijv. Gino Paoli, Mina en Laura Pausini. ‘Napule è’ is het volkslied van Napels geworden en wordt sinds zijn dood ook gespeeld in het San Paolo Stadio, wanneer de spelers op het veld komen.)
* Putesse essere allero (1979) (klassieker uit het tweede album ‘Pino Daniele’, waarop hij acht sterke Napolitaanse muzikanten uit verschillende genres rond zich verzamelde. De nummers zijn soms doordrenkt van ironie, woede en sentiment, gezongen met een zachte, dan weer boze stem, wat hem zeer apart en moeilijk te labelen maakt.)
* Quanno chiove (1980) (heel belangrijk nummer uit de grote doorbaakplaat ‘Nero a metà’. Het lied werd later gecoverd door o.a. Giorgia, Mina en Eros Ramazzotti.)
* Neve al sole (1999) (Met het nummer 1-album ‘Come un gelato all’equatore’ bracht hij meer elektronische geluiden en jazz in zijn muziek. Dit was een van de hitsingles.)


Extra clips: