Edoardo Bennato werd in 1946 geboren in Napels. Samen met zijn jongere broers leerde hij al snel accordeon spelen en vormde hij het Trio Bennato. Edoardo trok naar Milaan waar hij architectuur studeerde en zijn kans waagde in de muziek. Hij nam een eerste single op in 1965, maar het werd geen succes. Hij leerde Herbert Pagani en Mia Martini kennen, en kwam via hen in contact met Numero Uno, het platenlabel van Mogol en Lucio Battisti. Zijn nummers flopten, maar hij schreef ook liedjes voor Bruno Lauzi, Formula 3, Bobby Solo en Michele. Hij veranderde van platenfirma en kon In 1974 zijn eerste lp uitbrengen, waarop hij naast gitaar ook mondharmonica, tamboerijn, kazoo en percussie speelde. Het album brak geen potten, maar het nummer ‘Un giorno credi’ groeide later wel uit tot een klassieker. Bennato ging zichzelf presenteren als eenmansband, maar werkte door het beperkte succes ook als architect.
…Bennato ging zichzelf presenteren als eenmansband, maar werkte door het beperkte succes ook als architect…



Zijn twee volgende albums deden het een stuk beter en met zijn plaat ‘La torre di Babele’ brak hij in 1976 echt door. Sindsdien staat hij bekend als een van de eerste en grootste Italiaanse singer-songwriters, rockers en zelfs punkers, met steeds oog voor mediterrane en Napolitaanse invloeden in zijn muziek. Voor zijn manier van zingen was Napolitaan Peppino Di Capri zijn grote voorbeeld. In 1977 stond zijn album ‘Burattino senza fili’ bijna een volledig jaar in de top 20 en het was daarmee het bestverkochte album van het jaar. Daarna was het drie jaar wachten en bracht hij in 1980, tegen alle muziekmarktconventies in, twee platen uit, met slechts een tussentijd van twee weken. Hij toonde zich als singer-songwriter met een grote maatschappelijke betrokkenheid en met teksten waarin de zelfspot ervan afspatte, met kritiek op de arrogantie van de westerse wereld, tegen elke vorm van macht en tegen oorlog. Het album ‘Sono solo canzonettte’ eindigde in de top 3 van het jaar.
…sindsdien staat hij bekend als een van de eerste en grootste Italiaanse singer-songwriters, rockers en zelfs punkers, met steeds oog voor mediterrane en Napolitaanse invloeden in zijn muziek…
In 1980 stond hij als eerste artiest voor 60.000 man in het San Siro-stadion in Milaan. De jaren nadien ging het geleidelijk aan minder met zijn carrière, maar Edoardo bleef altijd wel in bepaalde mate scoren en optreden. In 1989 werd zijn ‘Viva la mamma’ na Kaoma’s ‘Lambada’ de tweede grootste hit van het jaar, een nummer dat ook bij ons erg verrassend de top 3 haalde, het was daarnaast immers alleen een kleine hit in Oostenrijk. In 1990 nam hij samen met Gianna Nannini ‘Un’estate italiana’ op, het nummer voor de in Italië gehouden wereldbeker voetbal en de grootste hit van het jaar. Hij liet de conceptalbums toen achterwege en ging de nostalgische toer op, terug naar de muziek van zijn kindertijd. In 1995 kwam zijn toenmalige jonge vriendin om het leven in een auto-ongeluk, waarbij hij aan het stuur zat. Hij werd veroordeeld tot acht maanden gevangenis wegens doodslag. Ook zijn moeder stierf kort daarna. Later werkte hij nog samen met Alex Britti, Irene Grandi, Jovanotti, Piero Pelù, Claudio Baglioni en Loredana Bertè.
…hij toonde zich als singer-songwriter met een grote maatschappelijke betrokkenheid en met teksten waarin de zelfspot ervan afspatte, met kritiek op de arrogantie van de westerse wereld, tegen elke vorm van macht en tegen oorlog…

Andere toppers van Edoardo Bennato:
* Un giorno credi (1973) (zeer bekend nummer waarin hij reflecteert over de fluctuaties van het bestaan, die men moet leren aanvaarden. Het is een uitnodiging om vol te houden en vooruit te gaan. Hij nam het lied op voor zijn eerste album, maar zette het ook nog eens in een licht aangepaste versie op zijn tweede plaat. Hij nam het daarna ook nog in tal van andere versies op.)
* Il gatto e la volpe (1977) (belangrijk nummer in de populaire Italiaanse muziek en de grootste klassieker uit het album ‘Burattino senza fili’, een conceptplaat opgebouwd rond het verhaal van Pinokkio. Daarop spoort hij de luisteraar aan om zelf zijn mening te vormen en zich te verzetten tegen conformisme. Het lijkt een licht nummer, maar het is een parodie op de muziekindustrie, waar sommigen vriendschap veinzen om vals vertrouwen op te bouwen, met de bedoeling artiesten uit te buiten.)
* Sono solo canzonette (1980) (grote klassieker uit het gelijknamige conceptalbum, geïnspireerd op het verhaal van Peter Pan.)
* L’isola che non c’è (1980) (een tweede klassieker uit ‘Sono solo canzonette’, waarin de zanger droomt van een betere wereld, terwijl hij op dat moment zowat de populairste zanger van het land is.)

Extra clips: