De broers Paolo en Bruno Morelli trokken eind jaren zestig van Napels naar Rome om er dichter bij de platenfirma’s te geraken. Ze leerden daar een paar andere muzikanten kennen en vormden de groep Alunni Del Sole. Ze zetten hun eerste stappen als beatgroep en vaste begeleidingsband in de tv-show van Renzo Arbore. Vervolgens kregen ze een platencontract, maar hun muziek bleek te vooruitstrevend en het bleef daardoor bij één hitje in 1969. Daarna was het wachten tot 1973 wanneer ze, ondertussen bij een andere platenfirma beland, het roer omgooiden en met hun conceptalbums vol eigenzinnige, maar melodieuze nummers met vaak poëtische teksten, bijdroegen aan de verbreding van de Italiaanse popmuziek. 

…E mi manchi tanto’ werd hun eerste top 5-hit en tal van grote hits volgden, zoals ‘Un’altra poesia’ en ‘Jenny’ in 1974, en ‘Liù’ in 1978, waarmee ze Festivalbar wonnen.  De top 3-hit uit 1977, ‘A canzuncella’, werd een klassieker van het moderne Napolitaanse lied en door velen gecoverd, zoals o.a. Enrico Ruggeri en Ornella Vanoni. Vanaf de jaren ’80 nam het succes af en begonnen er groepswissels te komen. Ook de broers verlieten de groep in 1982, al keerden ze tien jaar later terug. Zanger en auteur-componist Paolo Morelli overleed in 2013. De groep gaat nog steeds verder en Bruno Morelli houdt de muzikale erfenis van zijn broer in leven. In Napels werd ondertussen een gedenkteken geplaatst op de geboorteplaats van Paolo, via Firenze 76.


Camaleonti werd gevormd in de jaren ’60 in Milaan en was in het begin vooral een coverband van Engelse beatmuziek. Ze traden toe tot de Celentano-clan en scoorden een eerste hit met de Italiaanse versie van ‘Sha-la-la-la-lee’ van The Small Faces. Na het vertrek van zanger Riki Maiocchi stonden ze in 1968 tien weken op 1 met ‘L’ora dell’amore’, een cover van ‘Homburg’ van Procol Harum. Tal van hits volgden, zoals ‘Viso d’angelo’ in 1969 en het door Mogol en Lucio Battisti geschreven ‘Mamma mia’ in 1970. Datzelfde jaar stonden ze voor het eerst op San Remo, waar ze net als Ornella Vanoni het nummer ‘Eternità’ brachten. Het werd opnieuw een grote hit. In 1973 wonnen ze Festivalbar met hun dikste nummer 1-hit ‘Perché ti amo’, waarna in 1975 hun laatste grote hit ‘Piccola venere’ volgde. Daarna kwamen er meer personeelswissels en ging het succes naar beneden. De groep bestaat nog steeds en blijft een aanzienlijke status behouden. 


Ook Nomadi startte als beatgroep in de jaren ’60. Boegbeelden waren Beppe Carletti uit Modena en zanger Augusto Daolio uit Novellara. In de beginjaren werden ook in deze groep veel wissels doorgevoerd. Het was in die tijd een komen en gaan van groepjes in Italië, maar Nomadi was een blijver. Sociale betrokkenheid was steeds cruciaal voor de groep. Met lang haar en opvallende kledij en vooral een sterk verlangen naar verandering verzetten ze zich eind jaren ‘60 tegen de achterhaalde conventies van de maatschappij. De in de jaren ’70 bekend geworden singer-songwriter Francesco Guccini werd in de beginperiode de vaste componist van de groep, al brachten ze in het begin ook nog Italiaanse covers van nummers als ‘Nights in white satin’ van The Moody Blues uit. Met één van hun eerste hits, ‘Dio è morto’, werden ze in 1968 onmiddellijk gecensureerd door de RAI. In de eerste helft van de jaren ’70 volgden de grote hits elkaar snel op en in 1971 was er een eerste weinig succesvolle San Remo-deelname. In 1972 scoorden ze hun grootste hit met ‘Io vagabondo (che sono non sono)’, waarvan ze een miljoen stuks verkochten. Daarna volgden andere hits zoals ‘Tutto a posto’ in 1974. 

…enige Italiaanse groep met een carrière van bijna zestig jaar…

In de jaren ’80 waren er wat meningsverschillen binnen de groep, maar die werden opgelost. In 1992 stierf zanger Augusto Daolio na een slepende ziekte. Velen dachten dat de groep het daarmee voor bekeken zou houden, maar Beppe Carletti, het enige overgebleven stichtend lid, besloot dankzij de aanmoediging van de fans om door te gaan en de groep met een nieuwe line-up terug leven in te blazen. Het succes bleef duren en ondertussen is Nomadi de enige Italiaanse groep met een carrière van bijna zestig jaar. In de jaren ’90 ondernam de groep tal van solidariteitsreizen naar Cuba, Indië, het Indiase reservaat Rosebud in South Dakota, Cambodja, Vietnam, Thailand en Sumatra, waar ze steeds inspiratie opdeden, maar ook altijd geld inzamelden voor het goede doel. 

In 2006 keerden ze voor een tweede keer terug naar San Remo, waar ze tweede werden met ‘Dove si va’. In 2012 traden ze met twaalf andere artiesten voor 150.000 toeschouwers op op ‘Italia Loves Emilia’, voor de wederopbouw van scholen in Emilia. In 2013 organiseerden ze een benefietconcert voor de door de overstroming getroffen bevolking van Sardinië. In 2014 gaven ze voor 80.000 mensen een benefietconcert op de Piazza Duomo in Milaan, waar ze Francesco Renga, Annalisa, Nek en Luca Carboni als gasten ontvingen. De groep deed steeds zijn naam eer aan en reisde constant rond met zijn sociale boodschap. Gemiddeld gaf de band 130 concerten per jaar, maar in de jaren ’80 liep dat op tot 220, met daarbij steeds veel interactie tussen band en publiek, zoals het nomaden betaamt. Sinds 1993 zijn er in Novellare jaarlijks twee concerten ter ere van Augusto Daolio. Naast Nomadi treden dan beginnende groepen, cover-bands en bevriende zangers op, waarbij ook prijzen worden uitgereikt aan jonge artiesten en geld wordt geschonken aan goede doelen. Na de dood van Augusto begonnen tijdens de begrafenis veel aanwezige fans spontaan geld in te zamelen voor kankeronderzoek. Daaruit ontstond de Augusto per la Vita Association. 


Extra clips: