Een van de belangrijkste grondleggers van de Italiaanse popmuziek en singer-songwriters is Domenico Modugno. Hij werd in 1928 geboren in Polignano a Mare, vlakbij Bari. Zijn vader leerde hem gitaar spelen en hij begon al zeer jong liedjes in het dialect te schrijven. Mimi, zoals hij door zijn oudere broers en zus werd genoemd, trok naar Turijn en later naar Rome, waar hij zijn snor liet groeien en met zijn vrienden, begeleid op zijn accordeon, serenades voor de jonge meisjes zong. Hij deed op die manier veel muzikale ervaring op en hij werd de ‘Fimminaru’ (rokkenjager) genoemd. In Rome ging hij naar de toneelschool, ontmoette er zijn toekomstige vrouw, de Siciliaanse actrice in wording, Franca Gandolfi, en kwam geleidelijk aan in films en in het theater terecht. In die films werden ook zijn zangkwaliteiten opgemerkt, waardoor hij een platencontract kreeg en op radio ging presenteren en zingen.
In die tijd beweerde hij Siciliaan te zijn, tot groot ongenoegen van de streek rond Bari en Brindisi. Hij zong immers een mix van hun dialect, Salento, en Siciliaans, en beide leken een beetje op elkaar. Later zei hij dat hij dat had gedaan onder druk van de platenfirma en de RAI, omdat zij op die manier zijn imago goed in de markt konden zetten. Hij liet zich in het begin ook inspireren door de folklore van de twee regio’s. In 1956 schreef hij het nummer ‘Musetto’, waarmee Gianni Marzocchi kon aantreden op San Remo. Op dat moment begon hij ook eerder Napolitaanse melodieën te schrijven en ging hij ook op tv presenteren.
…het wijd openen van zijn armen tijdens het refrein was ongezien en zit sindsdien in het Italiaans collectief geheugen…
In 1958 nam hij voor de eerste keer als zanger deel aan San Remo en won hij meteen met ‘Nel blu dipinto di blu (volare)’. Hij schreef de muziek en Franco Migliacci, met wie hij veel samenwerkte, leverde de tekst. Modugno en Migliacci hadden destijds een verschillend verhaal over waar de inspiratie van het lied vandaan kwam. Modugno beweerde dat ‘volare, oh oh’ hem te binnen schoot, toen hij naar de blauwe lucht keek, vanuit zijn huis in Rome. Migliacci beweerde echter dat hij de inspiratie haalde bij het schilderij ‘Le coq rouge’ van Marc Chagall. Daarna zei Modugno dat ze het idee kregen, toen ze samen over een brug in Rome liepen en een van beiden opeens riep dat hij zichzelf blauw had geschilderd. Nog later kwam Migliacci ook daar op terug en onthulde hij dat hij het lied had geschreven na een nachtmerrie. Hij zou op een dag met Modugno naar het strand gaan, maar Domenico kwam hem niet ophalen. Daardoor bleef hij thuis, viel in slaap door de hitte en droomde dat hij in een blauw geverfde lucht vloog. Het enige wat zeker is, is dat Modugno de muziek schreef.
Het nummer werd op San Remo als zeer modern ontvangen, waardoor er ook veel kritiek op kwam. Zeker de vertolking van Domenico, in een witte smoking, viel enorm op. Hij zong met veel gebaren en het wijd openen van zijn armen tijdens het refrein was ongezien en zit sindsdien in het Italiaans collectief geheugen. Hij trok er ook meer naar het Songfestival, waar hij derde eindigde. Het werd een enorme hit in heel Europa, waar het bij ons en in Nederland op 2 piekte. Opmerkelijker was dat het nummer zijn weg naar Amerika vond. Hij trad er op in de populaire ‘Ed Sullivan Show’, kreeg de naam ‘Mr. Volare’ opgespeld, won twee Grammy’s en stond vijf weken op 1 in de Billboard charts. Het is nog steeds de enige keer dat een Italiaans nummer het daar zo ver schopte en het is bovendien ook het enige songfestivalnummer dat daar de eerste plaats haalde. Het jaar nadien won hij San Remo opnieuw met ‘Piove (ciao ciao bambina)’, voor de tweede keer in tandem met Johnny Dorelli. In 1960 werd hij tweede, in 1962 won hij met ’Addio, addio’ in tandem met Claudio Villa, die ermee naar het Songfestival ging. In 1966 won hij voor de vierde keer, een record dat hij nog steeds deelt met Claudio Villa. Hoewel hij dat jaar in tandem met Gigliola Cinquetti zong, mocht hij voor een derde keer naar het Songfestval. ‘Dio, come ti amo’ werd voor beide artiesten wel een hit in Italië, maar finishte roemloos laatste.
…in 1966 won hij voor de vierde keer, een record dat hij nog steeds deelt met Claudio Villa…


Hij bleef in de jaren ’60 ook acteren en schreef ook een paar nummers voor films van regisseurs als Pier Paolo Pasolini. In de tweede helft van de jaren ’60 scoorde hij minder hits, maar begin jaren ’70 kon hij nog een paar keer een mooie comeback maken, zij het met eerder melige liedjes, zoals in 1975 met de nummer 1-hit ‘Piange il telefono’, een cover van ‘Le téléphone pleure’ van Claude François. Het was duidelijk dat het vooral zijn beginjaren zouden zijn, die hem voor altijd een notoire plaats in de Italiaanse muziekgeschiedenis zouden opleveren. In 1974 nam hij voor de elfde en laatste keer deel aan San Remo en werd er nog eens tweede. In 1976 zou hij het festival presenteren, maar hij haakte een paar dagen tevoren af. Hij zong er wel een medley van zijn grote hits. Daarna ging hij verder als zanger en stond hij nog in een paar grote musicals.


In 1984 kreeg hij een beroerte – hij rookte naar verluidt zestig sigaretten per dag – en stopte hij bijgevolg met zingen. In de jaren ’70 had hij de Socialistische Partij al een paar keer openlijk gesteund, bijv. in het referendum waarbij men in 1974 de echtscheidingsweet probeerde terug te draaien, en in 1987 stapte hij in de politiek. Hij werd verkozen voor de Partito Radicale en ging, net als La Cicciolina, zetelen in het parlement. Daar was hij vooral bezig met de rechten van gehandicapten en de bescherming van de artiesten. In 1990 kwam hij in de gemeenteraad in Agrigento, in Sicilië, waar hij ondertussen was gaan wonen. Hij kwam daarna ook voor de Groenen op, maar raakte niet verkozen. In 1993 hield hij in Polignano a Mare zijn laatste grote concert. Daar verzoende hij zich voor 70.000 mensen met zijn geboorteplaats en excuseerde hij zich dat hij in het begin van zijn carrière had gezegd dat hij Siciliaan was. Het evenement werd ‘Modugno komt thuis’ genoemd. Hij grapte er ook dat hij destijds voor brood op de plank ook zou hebben gezegd dat hij een Japanner was. In 1994 stierf hij aan een hartaanval. Met zijn vrouw had hij drie kinderen, maar na een lange juridische strijd, erkende hij in 1980 ook zijn in 1962 geboren vierde kind. Bij de eerste Tenco Awards, in 1974, kreeg hij net als Sergio Endrigo, Gino Paoli en Giorgio Gaber de Lifetime Achievement Award als singer-songwriter.
Andere toppers van Domenico Modugno:
* Vecchio frack (1955) (het eerste nummer dat Domenico niet in het dialect zong. Destijds werd het niet echt opgemerkt, maar na zijn grote doorbraak werd dit nummer herontdekt om een van zijn grootste klassiekers te worden. Het toont Domenico als een echter verteller en voorloper van de singer-songwriters. Hij brengt het verhaal van een man in een rok die ’s nachts door de straten van de stad dwaalt en wiens kleren de volgende ochtend in de rivier drijven. Het zou geïnspireerd zijn op prins Raimondo Lanza di Trabia, man van actrice Olga Villi, die in 1954 op 39-jarige leeftijd uit het raam viel en stierf. Het is nooit helemaal duidelijk geworden of het over zelfmoord ging. Modugno’s liedjes werden, zeker in het begin van zijn carrière, vaak gecensureerd. Ook hier moest een stukje worden geschrapt, omdat het verwees naar fysiek contact, en dat kon toen niet door de beugel. Later zong hij altijd terug de originele versie. Het lied werd vaak gecoverd, bijv. door Enrico Ruggeri en Tiromancino & Negramaro.)

* Piove (ciao ciao bambina) (1959) (Na het success van ‘Nel blu dipinto di blu (volare)’ was Modugno bijna het hele jaar op tournee in Amerika. Toen hij in Pittsburgh op de trein stond te wachten, zag hij een jong koppeltje huilend afscheid nemen. Het inspireerde hem voor ‘Piove (ciao cio bambina)’. Hij pende een paar regels neer en vroeg Franco Migliacci bij zijn thuiskomst om de tekst verder uit te werken. Die had er echter geen zin in, waardoor Domenico het nummer liet schrijven door Dino Verde, een van zijn andere vaste kompanen. Hij wilde opnieuw deelnemen aan San Remo met een nummer in dezelfde stijl als het jaar voordien en dat was ‘Piove’ zeker wel. Hij zong weer met gebalde vuisten, open armen en gesloten ogen en won opnieuw. Hij bracht het nummer terug in tandem met Johnny Dorelli, die niet opgetogen was toen de RAI opnieuw Domenico boven hem verkoos om naar het Songfestival te gaan. Daar werd hij zesde en scoorde hij weer een gigantische hit. Het succes was heel beperkt in Amerika, maar bij ons, in Wallonië en Nederland werd het een grote nummer 1-hit. ‘Nel blu dipinto di blu (volare)’ werd uitgeroepen tot bekendste Italiaanse nummer ter wereld en ook de opvolger groeide mee uit tot een uitzonderlijke klassieker.)
* La lontananza (1970) (Na een paar jaar vooral geacteerd te hebben en minder hits te hebben gescoord, maakte hij met dit nummer een grote comeback en leverde hij zo ook de grootste hit van 1970. Modugno schreef het nummer samen met de jonge actrice Enrica Bonaccorti, met wie hij het jaar voordien op de planken had gestaan. In 2001 bracht Mina met succes het album ‘Sconcerto’ uit, waarop ze Modugno-klassiekers, zoals deze, opnam met strijkers en een jazzcombo.)

Extra clips: